Dutch → English - onvoordelig worden id. red: go into the red » Examples onvoordelig adv. disadvantageously adj. disadvantageous, profitless, unprofitable, nonprofit, gainless » Examples worden v. come, become, grow, get, go, be, take, force upon, flake off » Examples Next records in Dutch onvooringenomen onvooringenomenheid onvoorspoedig onvoorwaardelijk onvoorzichtig onvoorzichtigheid onvoorzien onvoorziene onvoorziens onvoul onvriendelijk onvriendelijkheid onvrij onvrijwillig onvrouwelijk onvruchtbaar onvruchtbaarheid onvruchtbare grond onvruchtbare plek onwaar